Het lijkt zo eenvoudig: je hebt schade veroorzaakt en je lost het weer op. Compenseren heet dat. Ik heb het woord eens opgezocht – het gaat over vereffenen, het evenwicht herstellen. Bijna ga je denken dat het ook echt zo werkt. Immers, we hebben het over schade, dus over geld. We hebben het over immateriële schade, dus ook over geld. We hebben het over scheuren, dus over plakken, versterken, slopen en opnieuw bouwen. Makkelijk zat, eigenlijk. Hoeveel schade heb je? Zoveel compensatie krijg je. (Als het goed is.) Compensatie is materie, steen, geld. (Als er nog wat over is.) Stel dat het zou zo gaan, en stel dat het eerlijk en duidelijk zou verlopen, is dat dan compensatie? Of vergeten we iets?

Ik ben blij dat het mijn werk niet is om de oplossingen te verzinnen. Toegegeven, het lijkt me een rotklus. Want hoe kun je nou in één regeling elk mens in zijn of haar eigen situatie vatten? Dat streven is zo ingewikkeld, dat het regelingen vraagt om andere regelingen in stand te houden of te verbeteren. Er ontstaat een vliegwieleffect van compensatiesystematiek, waarbij het vooral gaat om het regelen van regelingen.

Thuis zitten gewone mensen, met een baan en een gezin. Inmiddels zijn ze juridische experts en kundig in het lezen van dikke rapporten over draagkracht. Ze zullen misschien niet van de daken schreeuwen dat het huis moet worden gesloopt, ze vinden het gewoon jammer. Ze zullen hun schouders misschien ophalen over het pand een straat verderop, dat wél prachtig wordt versterkt. Maar van binnen voelen ze het ook wel. Het doet wat met een mens. Wat nou, compensatie? Alsof het leven van Ikea is gemaakt: leuk maar betekenisloos, en zo weer vernieuwd.